Knieblessures zijn van alle tijden. Opvallend: sinds er meer meisjes voetballen, groeit het aantal knieblessures bij meisjes die in de puberteit zitten. Hoe moeten trainingen en gymlessen eruit zien om dit te voorkomen? En wat is de beste manier om te revalideren, om een kans op terugkeer van de blessure zoveel mogelijk te beperken? Tijdens de eerste Masters of Movement masterclass van 2024 ging Edwin Goedhart in op deze vragen. Goedhart is sinds 2013 teamarts van het Nederlands elftal vanuit de KNVB. Daarnaast werkt hij als medisch manager van het Voetbal Medisch Centrum op de KNVB Campus in Zeist.
Onder aanvoering van voormalig topatleet en opgeleid ASM-instructeur Gregory Sedoc introduceerde René Wormhoudt, een van de grondleggers van het ASM, de bijeenkomst. Wormhoudt ging met name in op de vraag in hoeverre specifiek trainen helpt om beter te presteren, meer plezier te hebben in sport en minder snel geblesseerd te raken. Niet voldoende, zo stelde hij. “Het heeft een absolute meerwaarde om niet alleen te focussen op het aanleren van bepaalde vaardigheden. Door generieke oefeningen te doen, verbeter je bijvoorbeeld je aanpassingsvermogen. Zeker bij sporten waarin je veel verschillende bewegingen maakt en met wisselende omstandigheden te maken hebt, is het waardevol om onder meer je algehele coördinatie beter te ontwikkelen. Stoeien en vechten, klimmen en klauteren, springen en landen. Al dit soort vormen van bewegen dragen daaraan bij.”
"Het grootste probleem voor het ontstaan van knieletsel is het gebrek aan beweging op jongere leeftijd"
Als voorbeeld van een situatie waarin een goede balans en coördinatie van pas komt, noemde Wormhoudt voetballen op een nat veld. “Aan de sporen op zo’n veld zie je hoe vaak de voetballers wegglijden. Alsof ze op een schaatsbaan spelen. Hoe beter ze zich weten te stabiliseren, hoe minder kans op letsel en hoe beter de prestaties doorgaans zijn.”
Preventie-puzzel
Goedhart trapte zijn keynote af met een waarschuwing: er is geen protocol voor het voorkomen van blessures. Daarom is preventie een puzzel. Nog een mogelijk misverstand dat Goedhart de wereld uit wil helpen, is het idee dat voorste-kruisbandblessures bij meisjes veel vaker voorkomen dan bij jongens. “De aandacht die er nu voor is, komt vooral door de nieuwsberichten in de pers. Er is nog geen wetenschappelijk bewijs voor. In mijn ogen is het grootste probleem voor het ontstaan van knieletsel het gebrek aan beweging op jongere leeftijd. Doordat de basis steeds vaker ontbreekt, stijgt het aantal blessures bij de uitvoering van complexere bewegingen zoals je die maakt tijdens een potje voetbal.”
Kruisbandblessures ontstaan veelal door onverwachte bewegingen en een verkeerde landing. Heb je nooit geleerd hoe je klappen opvangt en stabiel blijft, ook al word je uit balans gebracht, dan neemt de kans dat het misgaat toe. “Dat geldt zeker bij spelsporten. Anders dan met hardlopen en fietsen, zijn de bewegingen constant anders. Rekken, reiken, versnellen, vertragen, draaien… Geen seconde is hetzelfde en het is enorm explosief. Zeker als je dat niet gewend bent, liggen blessures op de loer. Ook vermoeidheid speelt mee. Zo ontstaan blessures tijdens een voetbalwedstrijd meestal aan het einde van iedere speelhelft.”
Groeispurt start bij meisjes eerder
Dat meisjes toch eerder te maken krijgen met voorste-kruisbandblessures linkt Goedhart met name aan het moment waarop meisjes en jongens groeien. “Gemiddeld komen meisjes fysiek eerder in de puberteit dan jongens. De groeispurt start eerder. Daardoor kampen meisjes in de leeftijd tussen twaalf en zestien jaar relatief vaker met knieletsel dan jongens. Bij jongens zie je dat zij hier tussen hun zeventiende en negentiende meer last van hebben.”
Andere fysieke factoren die volgens Goedhart een rol kunnen spelen, zijn gerelateerd aan lichaamsbouw: de breedte van het bekken, de omvang van de kruisbanden, de hoeveelheid spiermassa, de manier waarop de gewricht in elkaar zitten en de hormonale cyclus. Zeker die laatste wordt regelmatig aangehaald, maar het bewijs dat deze cyclus werkelijk in verband te brengen is met het krijgen van een blessure is flinterdun, meent Goedhart.
“Mogelijk zijn hormonen wel van invloed op de gemoedstoestand. En dat het mentale aspect een cruciale rol speelt bij het ontstaan en herstellen van blessures is evident. Als je goed in je vel zit, raak je minder snel geblesseerd en revalideer je sneller. Zeker stressvolle situaties hebben een enorme impact. Denk aan een voetballer die vanuit het buitenland overkomt. Deze verhuist niet alleen, maar begint ook nog eens aan een nieuwe baan, komt in een andere cultuur terecht, waar een andere taal wordt gesproken en waar familie en vrienden ver weg zijn. Tel daar nog eens een verwachtingspatroon van de club en fans bij op en de kans is groot dat de speler onderpresteert en geblesseerd raak. Een miskoop, roepen vriend en vijand vervolgens. Maar naar mijn mening is zo’n gevolg te voorzien. Als je mentaal niet fris bent, uit zich dat altijd in het fysieke.”
4 cruciale factoren om de kans op blessures te verminderen
Hoe voorkom je dit nu? Voorkomen is beter dan genezen, maar voor de meesten geldt: pas als het te laat is, ben je bereid om bepaalde oefeningen te doen. Goedhart noemde vier aandachtspunten voor iedereen die sporttraining of –les geeft of als fysiotherapeut, sportarts en dergelijke werkt.
“Het eerste is zorgen voor diversiteit in oefenvormen. Wees daarbij ten tweede creatief en denk out-of-the-box. Zeker wanneer je niet-sporters aan het bewegen wilt krijgen, is aansluiting vinden bij wat hen past een must. Zorg ten derde voor voldoende uitdaging, met kans op falen. Kortom: moedig risicovol gedrag aan, ook al voelt dat misschien onwennig. Juist door bepaalde grenzen op te zoeken en eroverheen te gaan, krijg je bepaalde vaardigheden onder de knie. En tot slot: kies voor bewegingsvormen die leuk gevonden worden. Het effect is dan groter. Het geven van uitleg over de oefening alleen al maakt ‘m vaak aantrekkelijker om uit te voeren. Bovendien is de kans dat deze thuis wordt uitgevoerd vele malen groter als iemand er plezier in heeft.”
Na het behandelen van een aantal prikkelende stellingen, gaven Tessa van der Mark, Nederlands kampioen rope skipping, en La-Jeria Sijpenhof, ‘ambassadeur’ van rope skipping als urban sport, ter afsluiting van de masterclass een workshop touwtjespringen. Meteen een mooie kans voor de honderd deelnemers om een aantal preventieve oefeningen, zoals springen, landen en balans houden, in de praktijk te brengen.