Op vrijdag 29 september jl. vond de derde bijeenkomst van de Masters of Movement-serie 2023 plaats. Zestig ASM-instructeurs verzamelden zich in het gebouw van de ALO Amsterdam voor een aantal inspirerende sessies onder aanvoering van voormalig topatleet Gregory Sedoc. Niemand minder dan ‘zwemgoeroe’ Jacco Verhaeren deelde als keynote speaker zijn inzichten en ervaringen op het gebied van een brede motorische ontwikkeling en talentidentificatie.
Een supersporttalent van elf jaar spotten die tien jaar verder de een na de andere prijs binnensleept, is de droom van veel coaches. Maar is het wel zo dat je al zo vroeg kan zien wie de latere olympisch kampioen is? En hoe ontwikkelen sporters zich het beste? Die vragen stonden centraal tijdens de samenkomst in Amsterdam.







De avond werd ingeleid door Jorick Hendriksen, operationeel manager van de Athletic Skills Company en tevens zwemcoach. Hij deelde zijn ervaringen met ASM in de zwemsport onder de zinspreuk ‘Beter worden in zwemmen door niet alleen te zwemmen’. “Alleen zwemmen leidt bijvoorbeeld mogelijk tot een te lage botdichtheid. Door ook andere grondvormen uit de Schijf van 10! te beoefenen verlaag je niet alleen dit soort risico’s. Ook versterk je andere vaardigheden, zoals je grijpkracht. Die helpen zwemmers sneller te zijn in het water.”
Aan de hand van onderzoek en praktijkvoorbeelden uit de topsport en breedtesport liet Hendriksen de toepassing van het ASM in het zwembad zien. “De meeste zwemcoaches kennen tal van variaties voor de plank. Maar als je een handstand voorstelt, is de reactie veelal: ‘we zitten toch niet op turnen?’ Terwijl daar juist veel van te leren is.”

Niet te vroeg specialiseren
Vervolgens was de beurt aan Jacco Verhaeren; in Nederland vooral bekend als zwemcoach. Met onder meer Pieter van den Hoogenband, Inge de Bruijn en Ranomi Kromiwidjojo behaalde hij een karrenvracht aan (gouden) medailles. Na zeven jaar bij de Australische zwembond te hebben gewerkt, is hij in aanloop naar de Olympische Spelen in Parijs 2024 directeur des équipes de France de natation.
Verhaeren heeft een duidelijke visie op de timing en begeleiding van talenten in de sport. “Begin vooral niet te vroeg met specifiek trainen. In Australië beginnen topsporters in spe pas op z’n vroegst op hun zestiende met het opbouwen van het trainingsvolume in een bepaalde sport. En zij zijn niet de enigen”, vervolgde de succescoach. “Ik kan tal van voorbeelden noemen van topsporters die tot ver in hun puberteit ook andere sporten beoefenden. Kromowidjojo deed karate, Van den Hoogenband hockeyde, judode en voetbalde en de huidige wereldkampioen 100 meter vrije slag Kyle Charmers heeft een verleden in Australian football. Daardoor werden ze niet alleen op jonge leeftijd in een regime geduwd, maar ontwikkelden ze ook transferable skills. Vaardigheden waar ze met het zwemmen profijt van hadden. Zo is huidige olympisch kampioen Dressel verreweg de snelste starter ter wereld. Hij traint daar niet speciaal voor, maar is mede te danken aan de explosiviteit die hij vanuit het volleybal meebracht.”
De 40-30-20-10%-regel
Niet te vroeg specialiseren dus. Maar volgens Verhaeren vallen er nog wel wat slagen te maken wat talentidentificatie en –ontwikkeling betreft. “We zijn gewend om kinderen op kalenderjaar in te delen. Om daarna hun prestaties te vergelijken, is niets waard. Dat heeft alles te maken met de zogenaamde 40-30-20-10%-regel. Uit onderzoek dat we in Australië hebben gedaan, blijkt dat kinderen die in het eerste kwartaal van het jaar zijn geboren, veertig procent van de wedstrijden in hun leeftijdscategorie winnen. Die uit het tweede kwartaal zegevieren voor dertig procent, en zo verder. Bij voorbaat heb je dus met een oneerlijke concurrentiestrijd te maken. Pas rond de leeftijd van achttien jaar krijg je een level playing field: een gelijk speelveld. Tot die tijd zegt een wedstrijduitslag in feite niets.”
Volgens Verhaeren geldt dit principe niet alleen voor het zwemmen. “Je ziet het overal. Ook in teamsport, waar de eerder geboren kinderen doorgaans sneller, sterker en vaardiger zijn dan hun jongere teamgenoten of concurrenten.”
Twee podia per leeftijdscategorie
In Australië is het talentbeleid mede naar aanleiding van deze bevindingen aangepast. Verhaeren: “Kinderen krijgen een meting waarbij wordt gekeken wat hun echte leeftijd is, gelet op onder meer lengte, gewicht en bouw. Die uitkomsten gebruiken ze voor een alternatieve ranking van wedstrijdprestaties. Dat gebeurt achter de schermen, dus het beïnvloedt niet de werkelijke klassering. Wel geeft het handvatten om op een andere manier talenten te herkennen. Tot slot kijken coaches vaker zonder data naar de jonge zwemmers. Ouderwets scouten dus, waarbij zaken als souplesse en techniek mede bepalend zijn voor het al dan niet in de gaten houden van talent.”
Ook in Frankrijk zet Verhaeren zich in om op een andere manier met talentidentificatie bezig te zijn. Zo starten ze er in december met twee podia per leeftijdscategorie, waarbij het kalenderjaar in tweeën is gesplitst. Verhaeren: “Dit is een deeloplossing. De biologische leeftijd blijft namelijk buiten beschouwing. Maar het leert je in ieder geval om op een andere manier naar resultaten te kijken.”
Deep dive: wat kan er anders?
Tijdens een in twee blokken verdeelde deep dive-sessie nam een panel een aantal door de deelnemers vooraf ingevulde prikkelende stellingen onder de loep. Van ‘Talentidentificatie bevordert of stagneert de ontwikkeling’ tot ‘Een specifieke trainersopleiding per tak van sport moet worden afgeschaft’. En wat te denken van ‘Jeugdcompetities moeten worden ingedeeld op biologische leeftijd in plaats van kalenderleeftijd?’ Sedoc gaf afwisselend Verhaeren, de ASM-grondlegger René Wormhoudt, Jorick Hendriksen en het publiek het woord om hun mening te delen. Het leverde levendige discussies op. De gedachte om je als sporter niet te vroeg te specialiseren, werd breed gedeeld. Maar of een trainer eerst bijvoorbeeld CIOS of ALO moet doen voordat die inzoomt op een bepaalde sport? Daarover verschilden de aanwezigen van mening.

Sedoc had op basis van zijn eigen ervaringen een duidelijk idee. “Ik ben in de atletiek gaan coachen en heb na een aantal jaar een ASM-opleiding gevolgd. ‘Wat heb ik slecht gecoacht’, dacht ik daarna. Als ik het over mocht doen, had ik mij zeker eerst breder opgeleid voordat ik sportspecifiek aan de slag ging. Misschien juist vanwege mijn eigen achtergrond als atleet. Een brede opleiding levert meer creativiteit, nieuwe invalshoeken en een rijkere ontwikkeling voor de sporters op.” “En”, zo vulde Verhaeren aan, “met een breder fundament zijn de pieken uiteindelijk hoger.”
De voordelen van een verplichte schoolcompetitie
Op de stelling ‘Elke leerling zou naast Lichamelijke Opvoeding ook aan schoolsportcompetitie moeten deelnemen’ antwoordde bijna tachtig procent van de deelnemers ‘ja’. Verhaeren onderschreef dit. “In Australië zijn sportcompetities op school volledig geïntegreerd in het onderwijssysteem. Leerlingen zijn, naast hun reguliere lessen Physical Education, verplicht jaarlijks drie maanden te zwemmen, een kwartaal rugby te doen en een blok van drie maanden een sport naar keuze te beoefenen. Iedere periode eindigt met onderlinge wedstrijden. Dat leeft, is een kweekvijver voor talent en zorgt ervoor dat kinderen zich automatisch breed motorisch ontwikkelen. Bovendien leidt het tot verbinding tussen de leerlingen. De tribunes zitten vol dolenthousiaste kinderen die hun klasgenootjes naar de overwinning schreeuwen bij wedstrijden.”
Of het in Nederland ooit zover komt dat de biologische leeftijd (hier te berekenen) leidend is bij het indelen van (school)competities de vraag. Dat hoeft misschien ook niet. Het opboksen tegen grotere of snellere kinderen doet immers een beroep op het doorzettingsvermogen en de creativiteit van hun leeftijdsgenootjes. Zeker als zij ook nog eens vaardigheden uit andere sporten meenemen, hebben ze daar later alleen maar profijt van.
Word ook een Master of Movement.
Leer samen met aanvoerder Gregory Sedoc van de beste coaches, wetenschappers en medici uit binnen- en buitenland. Volg 4 masterclasses per jaar en krijg een gratis lidmaatschap op SPORTgericht.
NEXT: 8 December met topcoach dr. Kai Krabben.
‘Judo als donorsport en paralympisch trainen.’