‘Hoe groter het aanpassingsvermogen, hoe meer spelvreugde’
Het ASM is een praktisch en wetenschappelijk onderbouwd talentontwikkelingsmodel voor de topsport, de breedtesport en de ongeorganiseerde sport, het bewegingsonderwijs, de gezondheidszorg en de sector kunst en cultuur. In een vierdelige serie laten we in de komende maanden mensen aan het woord die het ASM toepassen tijdens hun (dagelijks) werk als trainer/coach, buurtsportcoach, docent lichamelijke oefening of als fysiotherapeut. Waarom werken zij volgens het ASM? Wat zijn hun ervaringen? En hoe reageren de sporters? In aflevering 2: de buurtsportcoach.
Paula Walter
Buurtsportcoach bij Talent in Opleiding in Almere
Als buurtsportcoach is Paula Walter de spin in het web tussen sportverenigingen, de wijk en het onderwijs. “We willen jong én oud laten bewegen, iedereen op hun eigen niveau. Daar sluit het ASM mooi bij aan.”
De praktische toepassing van ASM verschilt namelijk per leeftijdsgroep. “Het reactievermogen van ouderen is langzamer. Bewegen op muziek vinden ze leuk, maar je wil ze veelzijdiger laten bewegen. Als je hen wil laten gooien, vangen, slaan en mikken, moet je kijken wat ze wél kunnen. Daarom liet ik ze tennis spelen met ballonnen.”
“Voor jongeren geldt soms dat zij vroegtijdig stoppen bij een vereniging”, vervolgt Paula. “Maar anno 2020 gebruiken clubs steeds vaker het ASM. Daardoor wordt sporten veelzijdiger, leuker en verminder je uitval. Aansluitend verzorg ik laagdrempelige naschoolse activiteiten, waarin veelzijdig bewegen uitgebreid terugkomt. We hebben een voetbalkooi, een basketbalkooi en een tenniskooi. Mijn uitdaging is om de jongeren daarin ook andere beweegvormen te laten doen. Zo ontdekken ze aan de hand van het ASM wat ze nog meer kunnen, behalve hun lievelingssport.”
Jeroen Geerink
Jeroen Geerink geeft veel les in het basisonderwijs. “Maar de gymlessen vond ik vaak erg statisch en niet dynamisch genoeg. De lessen waren gericht op de uitvoering van een activiteit, terwijl het óók gaat om de koppeling naar – en de toepassing in een andere sport.”
“Daarom gebruik ik vanuit het ASM de MESO-planning als basis en de Coördinative Abilities (coordinatieve vermogens) als leidraad”, legt Geerink uit. “Laatst stond het reactievermogen met de de grondvorm ‘Gooien, vangen, slaan en mikken’ uit de Schijf van 10! op de planning. Daarbij moet ik dan een activiteit bedenken. Je moet een beetje andersom denken, maar dat zorgt juist voor ontzettend creatieve oefeningen.”
Door de planning krijgt Geerink structuur in zijn lessen. “Zo komen alle facetten van bewegen evenveel aan bod. In de turnsport en in ritmische oefeningen voel ik mij bijvoorbeeld niet direct thuis, dat geldt ook voor de jongetjes die altijd willen voetballen. Maar omdat turnvormen nu door het ASM structureler in mijn lessen voorkomen, daag ik zowel mijzelf uit, als de kinderen.”
Obie Peersman
Sportcoach bij Breda Actief
In maart van dit jaar rondde Obie Peersman de instructeursopleiding van het ASM af. “En daarna ben ik samen met een aantal collega’s begonnen met het schrijven van een plan dat uiteindelijk in heel Breda moet kunnen worden ingezet in het bewegingsonderwijs, maar ook toepasbaar moet zijn tijdens naschoolse sporten,” zo legt hij uit. “Vanaf komend schooljaar hopen we dit toe te kunnen passen. Ik vind het ontzettend interessant om de theorie in de praktijk te gaan implementeren.”
Peersman begon blanco aan zijn ASM-opleiding en werkt nu met twintig andere sportcoaches aan het uitrollen van de opgedane kennis. “Ik zou het iedereen aanraden, mede omdat het zo breed is opgezet.” Hij droomt al hardop van de realisering van een Skills Garden bij het talentencentrum in Breda, dat in 2022 opgeleverd moet worden. “Wij zijn betrokken bij de opzet hiervan en weten wat er in de wijk speelt. Daarnaast hebben we goed contact met de gemeente en zijn we zelf erg enthousiast. Dat zijn in ieder geval goede drijfveren. En daarna? Wie weet word ik ooit nog ASM-coördinator voor Breda en omgeving!”
Ryan Janssen
“Ik ben 20 uur per week buurtsportcoach, vanuit die functie heb ik contact met negen scholen waarvoor ik beleidsmatig projecten op mag zetten. Het doel dat we willen behalen is helder: kinderen beter laten bewegen.” Vorig jaar volgde Ryan Janssen de ASM-instructeursopleiding met een aantal collega’s, die kennis gebruikt hij nu tijdens zijn werk.
“We hadden geen inzicht in het bewegingsniveau van de kinderen binnen onze gemeente, daarom zijn we een MQ Scan op scholen gaan afnemen. Zo kregen we heel snel een beeld van de motorische vaardigheden van 1000 kinderen, maar ook antwoord op de vraag wat er ontbreekt. Zo’n 25 tot 30 procent beweegt onvoldoende. Aan de hand daarvan zijn we gesprekken gaan voeren waar dat aan ligt.”
Janssen werkt aan een adviesrapport, het is hem en zijn collega’s duidelijk wat er te doen staat. “Daar zijn we volop mee bezig. Kinderen vinden het leuk als je hen uitdaagt, zonder dat ze aan strenge regels zijn gebonden. Met het ASM lukt dat prima en het komt ze ten goede. Wees creatief! Hoe groter het aanpassingsvermogen, hoe meer spelvreugde.”
Dit artikel is onderdeel van een vierdelige serie over de toepassing van het Athletic Skills Model door diverse professionals. Lees ook:
Deel 1: De trainer/coach in de topsport en breedtesport