Het Athletic Skills Model, kortweg ASM, is niet zomaar een verhaal. Bij Ajax is in het verleden acht jaar volgens dat stramien gewerkt. John van den Brom ruimde als hoofd opleidingen tot wel 45% tijd in voor trainingen die meer behelsden dan voetbal alleen. In de gymzaal lag in die tijd een judomat. Veel trainingsvormen uit andere sporten kwamen aan bod. Met als doel voetbalatleten te creëren.
CBV Magazine Zomer 2023
Foto’s: Pim Ras
“Als ze door die andere trainingsvormen minder waren gaan voetballen, dan was het programma al veel eerder gestopt”, zegt Rene Wormhoudt, die 25 jaar bij Ajax werkte en tegenwoordig alweer twaalf jaar in dienst is bij de KNVB als strenght- and-conditioning-coach. Hij was begin mei een van de sprekers bij de Algemene Ledenvergadering van de Coaches Betaald Voetbal in het Bilderberg-hotel in Oosterbeek.
Wormhoudt was er niet voor niets. Voetballers die veelzijdig bewegen leren sneller specifieke voetbalskills. De innovatie is niet de veelzijdigheid alleen, maar de manier om op deze wijze te denken en het structureel in een programma van ontwikkeling te plaatsen. Het leggen van de verbinding tussen beweegvaardigheden en voetbal-atletisch vermogen is het nieuwe element, dat in de doorgaans conservatieve voetbalwereld maar moeilijk indaalt.
“Een goede voetballer is meer dan alleen een schijnbeweging en een sprint”, is de stelling van Wormhoudt. De van oorsprong fysiotherapeut kreeg bij Ajax en bij de KNVB de gelegenheid zijn visie uit te dragen. Alle bondscoaches zijn inmiddels ingewijd in het Athletic Skills Model. Maar in een breder verband is de filosofie door allerlei andere ontwikkelingen weer wat op de achtergrond geraakt. Wormhoudt hoopt dat de ASM-visie in de toekomst onderdeel wordt van de trainersopleidingen TC3, 2 en 1 en van de opleiding voor de UEFA Pro-licentie. “Uiteraard moet je blijven voetballen en zijn de schijnbeweging, de aanname en het doodmaken van de bal belangrijke elementen. Maar daarnaast moet er altijd het besef zijn dat een betere beweger tot betere voetbaloplossingen komt”, aldus Wormhoudt.
Veelzijdigheid
Wormhoudt beoefende in zijn jeugd zelf diverse sporten. Voetbal, basketbal, judo, tennis en honkbal, hij deed het allemaal even graag. Via het schoolvoetbal speelde hij zich in de kijker bij Ajax. Tonny Bruins Slot gaf hem op zijn achttiende de kans. Na twee jaar besefte Wormhoudt dat topvoetbal voor hem niet was weggelegd. “Ik merkte wel dat ik veel baat had bij mijn veelzijdige sportachtergrond en dacht: als mijn teamgenoten dat ook allemaal gedaan hadden, waren het nog veel betere voetballers geweest.”
Hij bleef als fysiotherapeut aan Ajax verbonden en ontwikkelde zich als trainer-coach. Met de overtuiging dat hij van spelers nog betere voetballers kon maken door ze een veelzijdig bewegingsprogramma aan te bieden. “Louis van Gaal was indertijd de trainer. Die vond het aanvankelijk niks. Ik zei tegen hem: ‘als je twee spelers hebt die allebei even goed zijn en de een is een atleet en de ander niet: voor wie zou je kiezen?’ Hij koos voor de atleet. Het argument dat we er dan ‘atleten van moesten maken’ gaf uiteindelijk de doorslag. Ik kreeg de ruimte en liet de spelers op het ritme van muziek bewegen.”
Andere benadering
Het was het prille begin van de andere benadering van de topvoetballer. Daar bleef het niet bij. Wormhoudt ging op zoek naar een wetenschappelijke onderbouwing voor zijn zienswijze. Hij richtte zich op een viertal elementen. Op de eerste plaats leverde gevarieerd bewegen minder blessures op. Het bleek mogelijk om meer te trainen met minder risico op overbelasting. Het plezier werd groter waardoor er meer intensiteit in de trainingen werd gelegd. De creativiteit werd verhoogd. “Topsport is niet alleen goed bewegen, maar ook goed kijken, patronen herkennen en beslissingen kunnen nemen. Als je je meervoudig ontwikkelt, zie je sneller dat er meerdere oplossingen mogelijk zijn”, aldus Wormhoudt, die concludeert dat voetballers die veelzijdiger zijn opgeleid veel beter presteren. “Wij denken vaak dat alleen voetballen het beste is. Maar er lijkt ook een andere gedachte over mogelijk”, stelt hij voorzichtig. Die andere gedachte is dat sporten meer gemeen hebben dan ze verschillen. Wormhoudt illustreert dat met voorbeelden. Hij laat beelden zien van een American Football- player, die tot een touch down komt door met een salto over een tegenstander te springen. Lieke Martens maakt dankzij een koprol toch een zachte landing na een zware tackle. Zlatan Ibrahimovic scoort met buitenkant schoen van zijn enorm hoog geheven been. “Wij vinden dat creatief. Maar Ibrahimovic had meerdere keuzes, mede door zijn taekwondo- achtergrond. Daar was hij zo bedreven in dat hij ook voor de nationale selectie uit had kunnen komen. In feite paste hij bij die goal iets toe dat hij in een andere sport geleerd had.”
Coördinatief vermogen
Wormhoudt vindt dat je voetballers met een grote diversiteit aan bewegingen moet proberen te ontwikkelen. Trappen, schieten, mikken, balanceren, vallen, draaien, wenden, keren, lopen, rollen, duikelen, springen en landen. Het zijn allemaal bewegingselementen die een voetballer nodig heeft. “Onderzoek bij kinderen van tien tot twaalf jaar heeft uitgewezen dat ze bij het bedrijven van meerdere sporten gedurende twee uur evenveel coördinatief vermogen ontwikkelen als bij zes uur dezelfde sport doen. Het wordt steeds duidelijker dat de elite en sub-elite zich niet onderscheiden op basis van voetbalskills alleen, maar door het algemene coördinatieve vermogen. Dat is de aansturing voor het goed kunnen anticiperen, het vermogen om je aan te passen en de creativiteit.” “Als je een voetballer kunt leren beter balans te houden in de lucht, glijdend, roterend, klimmend of zich voortbewegend op wieltjes zal hij beter gaan bewegen. Dat komt hem goed van pas als voetballer”, zegt Wormhoudt, die nog een aantal voorbeelden noemt die een positief effect hebben. Johan Cruijff was mede door zijn honkbalachtergrond steeds een stapje voor bij het maken van keuzes en beslissingen. Jari Litmanen werkte in de winter eerst een ijshockeytraining af voor hij naar het voetballen werd gebracht. “Hij vond dat hij bij het voetbal veel meer tijd had om keuzes te maken en beslissingen te nemen”, aldus Wormhoudt. “Hij leerde van het ijshockey ook hoe hij uit duels kon blijven.”
Met hoogleraar
In 2005 kreeg Wormhoudt de kans om een trainingsprogramma met als uitgangspunt veelzijdigheid aan te bieden aan de jeugd van Ajax. Dat wekte de interesse van Geert Savelsbergh, hoogleraar motorisch leren op de VU in Amsterdam. Hij wees Wormhoudt er op dat in Canada en Australië ook al dergelijke technieken werden toegepast. Samen besloten ze verder te kijken hoe ze de trainingsvormen door konden ontwikkelen op een manier, die wetenschappelijk ondersteund werd. Daar vloeide het Athletic Skills Model uit voort. Met als uitgangspunt dat je zoveel mogelijk vormen aan moet bieden. “Kijk naar het alfabet”, zegt Wormhoudt. “Het is niet interessant om een paar letters te leren. Want dan kun je nog niet goed lezen of schrijven. Hoe kun je dan denken dat je in sport aan een paar grondvormen genoeg hebt.”
Het ASM biedt tien grondvormen aan. Onderzoek wees uit dat hoe minder grondvormen van bewegen je gebruikt hoe sneller overbelasting kan optreden. Zeker nu op scholen er nog nauwelijks aandacht is voor gymnastiekonderwijs wordt divers bewegen in een sportopleiding steeds belangrijker. “De jeugd van nu is aanzienlijk minder fit”, zegt Wormhoudt. “Een van de gevolgen is dat ze risico’s slechter in kunnen schatten. De tendens is veiligheid. Ouders zijn super voorzichtig geworden. Scholen laten weten wat je allemaa niet mag doen op het schoolplein. Een zweefrol leren ze niet meer. Dat vinden ze in het onderwijs te gevaarlijk, want je kunt er je nek mee blesseren. Als we dit voetballers als clubs niet zelf aanleren, dan leiden we spelers op voor het ziekenhuis. We kunnen niet alles bij de scholen neerleggen en hebben zelf een brede verantwoordelijkheid.” ASM wil dat iedereen de kans krijgt om zich veelzijdig te ontwikkelingen en initieert de komst van veldjes met allerlei kleuren die voor bewegingsvormen staan. In Veendam en de Haagse Schilderswijk bijvoorbeeld liggen al van die veldjes waar de tien grondvormen van het bewegen in terugkomen. Ook steeds meer clubs werken er mee.
Wormhoudt wijst op de gymzaal van PSV op de Herdgang, de Power Hill bij Ajax, voorzieningen bij de KNVB op de Campus en bij clubs als Almere City en PEC Zwolle. “We gaan nu bij Heracles en Cambuur aan de slag en binnenkort bij een club in de Engelse Premier League.”
Wormhoudt hoopt dat spoedig ook andere clubs zullen volgen. “Want de nieuwe stap in de ontwikkeling van het voetbal zit hem in het atletisch vermogen. Het gaat niet alleen om sneller, krachtiger en sterker, maar steeds meer om de aansturing en de creativiteit waarmee je situaties oplost. Voor het voetbal zou het mooi zijn als we misschien gaan snappen dat we met minder maar kwalitatief beter trainen uiteindelijk meer kunnen bereiken.”
Volgens Wormhoudt loopt Nederland voorop als het om Athletic Skills Model gaat. “We hebben in Nederland wetenschap en de experts bij elkaar in één team. Welke voorsprong wil je nog meer hebben. Samen met een hoogleraar is een model geschreven dat al vijftien jaar in de praktijk wordt gebracht. Aan de voorwaarden ligt het dus niet. Het is de weerstand tegen verandering die een verdere ontwikkeling tegenhoudt. Veel trainers hebben het idee: ‘ik heb het altijd zo gedaan en dat ging goed. Dus blijven ze het op dezelfde manier doen. Het gaat er met ons concept niet om dat je totaal anders gaat handelen. Maar wel dat je binnen voetbaltrainingen oog gaat hebben voor andere vaardigheden en dat er een systeem achter zit. Buiten de voetbaltrainingen om moet je anders gaan nadenken over iemand die bijvoorbeeld ook nog tennist of volleybal speelt. Dat kan juist heel bevorderend werken. Het moet een pré zijn bij een talentopleiding als je ook nog andere sporten doet.”
Volgens Wormhoudt begrijpt een trainer als Ruud van Nistelrooij, die tennist en aan taekwondo deed, zijn verhaal. Het lijkt hem nuttig als coaches in opleiding kennis maken met het verhaal. “Voetbalcoaches kunnen zelf een aantal bewegingsvormen goed oppakken”, zegt hij. “Voor andere vormen zul je met andere sporten moeten samenwerking of iemand in je staf op moeten nemen. Mensen van het CIOS of uit het bewegingsonderwijs kunnen het goed. Indertijd is er bewust voor gekozen om niet meteen in de top aan de knoppen te gaan draaien. Maar het wordt nu tijd. Het is aangetoond en wetenschappelijk onderbouwd dat het Athletic Skills Model voordelig is voor het voetbal. Betere bewegers worden betere voetballers.”