Het behouden van evenwicht tijdens steunen, glijden, draaien, rijden, zweven en/of hangen
Balanceren en vallen
Het duelleren met - en/of trekken, duwen, tillen, heffen, dragen en grijpen van materiaal of personen
Stoeien en vechten
Alle vormen van verplaatsen zoals lopen, rennen, kruipen, zwemmen, fietsen, schaatsen, skaten en (water)skiën.
Gaan en lopen
Allerlei springvormen zoals hoogspringen, verspringen, diepspringen, steunspringen, touwtje springen of duiken
Springen en landen
Lengte-, breedte-, en diepte-as rotaties zoals tijdens koprollen, wenden, duikelen in de rekstok of het maken van radslagen
Rollen, duikelen en draaien